Ook ik heb een broodmachine, net als veel kookwijven. En ook ik ben enthousiast, maar wel pas na een aanloopje. Even uitleggen.
Eerst was daar het wikken en wegen. Zodra je bekend maakt dat je een broodmachine wilt kopen staan er meteen honderd Vrije Verkoop Broodfundamentalisten in je nek te hijgen. Hele lulverhalen. “Onzin, Nico, zo’n machine. Schaam je! Je kunt overal, in iedere winkel, het lekkerste zelfgebakken brood kopen, warm, met nootjes en granen. Wat moet jij met een broodmachine? Gaat meneer opeens de broodactivist uithangen? En wat is er mis met kneden? Jamie Olivier kneedt ook. Die komt eerst klaar in zijn deeg, als het nog ietsje aanhangend vocht nodig heeft, terwijl er zes vrienden lachend toekijken, want Jamie kookt altijd voor vrienden en die heb jij helemaal niet, lul, ja, je hebt mij, als vriend, dus wat moet je nou? Jij kunt niks Dijkshoorn. Jamie heeft het geleerd van een Oude Italiaan, het kneden. Staat allemaal in dat eerste kookboek van hem, kom hoe heet dat ook al weer, iets met “Kijk daar heb je Jamie op zijn scooter met zijn keiharde toeter recepten voor beginners”. Legt hij uit hoe je goed brood kneedt. Dat is het goede van Jamie. Je leest het, je weet dat het zo is, zelf kneden, dat dat het fijnste is en dat ergens op het platteland bij dat ene schele boertje een verse schapendij halen ook het beste is, dat je hem laat besterven achter op je brommertje als je naar huis rijdt, maar je weet ook meteen: dat ga ik dus nooit doen, “deeg zes keer voorzichtig laten rijzen in een half-vochtige onverlichte ruimte.” Maar wat ik wil zeggen, Nico, hij kneedt wel zelf en in de winkel kneden ze ook zelf en zo’n machine niet want die is elektrisch”.
Een bijna middeleeuwse angst voor machines, dat hoorde ik vooral in de verhalen. Alsof je godverdomme in de eerste auto van Nederland hard toeterend door de straat reed. Brood bakken in een machine, het was meer iets voor de duivel, vond men in mijn vriendenkring.
Net iets voor mij dus. (wordt vervolgd)
Eerst was daar het wikken en wegen. Zodra je bekend maakt dat je een broodmachine wilt kopen staan er meteen honderd Vrije Verkoop Broodfundamentalisten in je nek te hijgen. Hele lulverhalen. “Onzin, Nico, zo’n machine. Schaam je! Je kunt overal, in iedere winkel, het lekkerste zelfgebakken brood kopen, warm, met nootjes en granen. Wat moet jij met een broodmachine? Gaat meneer opeens de broodactivist uithangen? En wat is er mis met kneden? Jamie Olivier kneedt ook. Die komt eerst klaar in zijn deeg, als het nog ietsje aanhangend vocht nodig heeft, terwijl er zes vrienden lachend toekijken, want Jamie kookt altijd voor vrienden en die heb jij helemaal niet, lul, ja, je hebt mij, als vriend, dus wat moet je nou? Jij kunt niks Dijkshoorn. Jamie heeft het geleerd van een Oude Italiaan, het kneden. Staat allemaal in dat eerste kookboek van hem, kom hoe heet dat ook al weer, iets met “Kijk daar heb je Jamie op zijn scooter met zijn keiharde toeter recepten voor beginners”. Legt hij uit hoe je goed brood kneedt. Dat is het goede van Jamie. Je leest het, je weet dat het zo is, zelf kneden, dat dat het fijnste is en dat ergens op het platteland bij dat ene schele boertje een verse schapendij halen ook het beste is, dat je hem laat besterven achter op je brommertje als je naar huis rijdt, maar je weet ook meteen: dat ga ik dus nooit doen, “deeg zes keer voorzichtig laten rijzen in een half-vochtige onverlichte ruimte.” Maar wat ik wil zeggen, Nico, hij kneedt wel zelf en in de winkel kneden ze ook zelf en zo’n machine niet want die is elektrisch”.
Een bijna middeleeuwse angst voor machines, dat hoorde ik vooral in de verhalen. Alsof je godverdomme in de eerste auto van Nederland hard toeterend door de straat reed. Brood bakken in een machine, het was meer iets voor de duivel, vond men in mijn vriendenkring.
Net iets voor mij dus. (wordt vervolgd)